Over de gelijkvormigheid aan de wereld

John Newton

En word niet aan deze wereld gelijkvormig. Rom. 12:2

U zult misschien verbaasd zijn om mijn gedachten over uw vraag in gedrukte vorm te zien in plaats van ze per post te ontvangen, zoals u verwachtte. Maar omdat het onderwerp van algemeen belang is, hoop ik dat u niet ontevreden bent dat ik deze methode heb gekozen. Het zou vandaag de dag van groot nut kunnen zijn om de betekenis van het voorschrift van de apostel “Wordt niet aan deze wereld gelijkvormig” duidelijk uit te leggen. Om de juiste grens aan te geven tussen een zondige volgzaamheid aan de wereld, en die nauwgezette eigenzinnigheid die voortkomt uit een zelfingenomen principe, en een bekrompen kijk op de geest en vrijheid van het Evangelie. Om dit punt nauwkeurig te behandelen, zou eerder een preek dan een brief nodig zijn. Maar ik zal u slechts een paar aanwijzingen geven.

Wanneer onze gedachten gevormd zijn tot een geestelijke gezindheid, zal er een eenvoudig verlangen zijn om door Gods Woord en Geest geleid te worden. Als we onze eigen ervaringen op de juiste manier in beschouwing nemen, is er in de meeste praktische gevallen geen behoefte aan lange en uitgebreide uiteenzettingen.

Met de wereld, in de passage waarnaar verwezen wordt, Rom. 12:2, veronderstel ik dat de apostel gelijkvormigheid aan de mensen van de wereld bedoelt. Deze mensen, die de liefde van God of de vreze des Heeren niet in hun hart hebben, zijn natuurlijk betrokken bij zulke bezigheden en praktijken die onverenigbaar zijn met onze heilige roeping. Hier kunnen we hen niet in navolgen of gehoorzamen zonder onze vrede en onze belijdenis te schaden. Wij zijn daarom verplicht om in al deze gevallen de gelijkvormigheid met hen te mijden. Maar we zijn niet verplicht om alle contacten met deze mensen te verbreken. Om een paar voorbeelden te geven.

Het is niet nodig, en misschien ook niet geoorloofd, om volledig afstand te doen van de wereldse samenleving. Een vergissing van deze aard vond plaats in de vroege eeuwen van het christendom. De mensen (die aanvankelijk misschien een oprecht verlangen hadden om God ongehinderd te dienen) trokken zich terug in woestijnen en onbewoonde plaatsen en verspilden hun leven door zich op afstand van hun medeschepselen te begeven. Maar zolang wij onze eigen verdorven harten met ons meedragen zullen we blootgesteld worden aan verzoeking, waar we ook heengaan. Bovendien zou dit het doel van onze roeping tegenwerken.

Christenen moeten het zout en het licht der wereld zijn, zichtbaar als een stad op een berg. Het is hen bevolen “hun licht te laten schijnen voor de mensen zodat zij hun goede werken zien, en hun Vader, Die in de hemel is verheerlijken” (zie Matt. 5:16). Deze onverstandige afdwaling van de paden der natuur en van de voorzienigheid gaf uiteindelijk aanleiding tot de afschuwelijkste gruweldaden. De mensen die zich van de wereld afzonderden onder het voorwendsel dat ze rust zouden vinden, werden des te goddelozer en verlatener naarmate ze zich meer aan het oog en de waarneming van het publiek onttrokken.

Het staat ons ook niet vrij, laat staan dat het ons wordt opgedragen, om onverschillig te worden in de plichten van het dagelijks leven, zodat we onzorgvuldig worden in de uitvoering ervan. Natuurlijk, we moeten zeker rekening houden met de nood van mensen die net ontwaakt zijn of onder de macht van verleiding staan. Die nood kan hun gedachten een tijd lang zo in beslag nemen dat ze er niet meer toe in staat zijn om hun plicht te vervullen. Maar over het algemeen is de getuigenis van een waarachtig christen niet alleen dat hij over Goddelijke dingen kan spreken, maar ook dat hij, door Gods genade, leeft en handelt overeenkomstig de regels van Zijn Woord, in de staat waarin Zijn voorzienigheid hem geplaatst heeft, hetzij als werkgever of werknemer, echtgenoot of echtgenote, ouders of kinderen. We moeten trouw en gehoorzaam zijn aan de Heere, maar gehoorzaamheid en trouw aan de Heere in tijdelijke zaken kunnen goed worden nageleefd in de dagelijkse bezigheden van de wereld zonder dat er sprake is van een zondige gelijkvormigheid aan de wereld.

Evenmin hoeven we een gematigd gebruik van de geneugten en gemakken van het leven, passend bij de positie die God ons in de wereld heeft toebedeeld, te weigeren. De geest van eigengerechtigheid en eigenwil werkt vaak op deze manier, en veronderstelt dat er iets voortreffelijks schuilt in lang vasten, in het zich onthouden van aangenaam voedsel, in het dragen van eenvoudigere kleding dan gebruikelijk is onder mensen van dezelfde sociale status, en in vele andere verzakingen en bijzonderheden die niet door het Woord van God worden bevolen. Veel mensen die over het algemeen oprecht zijn, gaan gebukt onder allerlei moeilijkheden met betrekking tot het gebruik van geoorloofde dingen.

Het is waar dat we voortdurend waakzaam moeten zijn om ervoor te zorgen dat wat op zichzelf wettig is ons niet schaadt door het verkeerd te gebruiken. Maar deze uiterlijke strengheid kan zonder een vonk van ware genade, en zelfs zonder de kennis van de waarachtige God tot grote hoogten gevoerd worden. De strengheid en onthoudingen die de Brahmaan in India beoefent is veel strikter dan de meest ijverige uitwerkingen van het moderne bijgeloof in ons land. Er is een strengheid die eerder voortkomt uit onwetendheid dan uit kennis. Het heeft eerder te maken met uiterlijkheden die het eigen ‘ik’ eerder bevredigt dan vernietigt. Een man kan zijn lichaam bijna uithongeren om zijn trots te voeden, maar voor hen die de Heere vrezen geldt: “Dat alles wat God geschapen heeft goed is, en is er niets verwerpelijk wanneer het onder dankzegging aanvaard wordt. Want het wordt geheiligd door het Woord van God en door het gebed” (zie: 1 Tim. 4:4, 5).

Ondanks deze bepalingen is het voorschrift: “En word niet aan deze wereld gelijkvormig” zeer uitgebreid en belangrijk. Als gelovigen zijn we vreemdelingen en pelgrims op aarde. De hemel is ons land en de Heere is onze Koning. We moeten gekend en opgemerkt worden als Zijn onderdanen. En daarom is het Zijn welbehagen dat we niet de zondige taal spreken of de zondige gewoonten aannemen van het land waarin we verblijven. We moeten ons niet aanpassen aan de wereld zoals we deden in de dagen van onze onwetendheid. En hoewel we de beginselen van genade hebben ontvangen en van de goedheid van de Heere hebben geproefd, is de vermaning nog steeds nodig; want we zijn slechts ten dele vernieuwd en kunnen door de overvloed van slechte voorbeelden en gewoonten om ons heen tot ons nadeel worden afgeleid.

We moeten ons niet aanpassen aan de geest van de wereld. Als leden van de samenleving hebben we daar, samen met anderen, een rol in te vervullen. Maar als onze werkzaamheden hetzelfde zijn, moeten onze principes en doelen totaal verschillend zijn. Toewijding in onze roeping is, zoals ik al heb opgemerkt, prijzenswaardig en onze plicht; maar niet met dezelfde bedoelingen die de wereldse mensen najagen.

Als deze mensen ’s morgens vroeg opstaan en laat opblijven, dan komen hun inspanningen voort uit geen enkel ander principe, noch hebben ze enig ander doel dan het bevorderen van hun eigen tijdelijk geluk. Ze proberen hun invloed in de maatschappij te vestigen door huizen te vergaren en landerijen aan landerijen te verbinden, zodat ze, net als de torenbouwers van Babel, naam kunnen maken of middelen kunnen verwerven om hun zondige lusten te bevredigen. Als ze daarin slagen, zijn ze gelukkig. Maar als hun pogingen mislukken, zullen angst en ongeduld hun harten vervullen, en zullen zij morren of moedeloos worden.

Maar een christen moet zijn wettige roeping nastreven met het oog op de voorzienigheid van God en met overgave aan Zijn wijsheid. Zo kan hij, voor zover hij in geloof handelt, niet teleurgesteld worden. Hij werpt zijn zorg op zijn hemelse Vader Die beloofd heeft voor hem te zorgen. Wat God geeft, ontvangt hij met dankbaarheid en hij zorgt er als een trouwe rentmeester voor dat het de zaak van God en het welzijn van de mensheid ten goede komt. En als hij te maken krijgt met verliezen en tegenslagen is hij niet verontrust, omdat hij weet dat al zijn zorgen onder een Goddelijke leiding staan. Dat de Heere die hij dient, beter voor hem kiest dan hij voor zichzelf zou kunnen kiezen. Hij weet dat zijn grote schat veilig is, buiten het bereik van de verschillende veranderingen waaraan alle dingen in de huidige staat onderhevig zijn.

We moeten ons niet aanpassen aan de stelregels van de wereld. In sommige gevallen noemt de wereld het kwade goed en het goede kwaad. Wij moeten onze toevlucht nemen tot de wet en het getuigenis, en de dingen beoordelen door het onfeilbare Woord van God, zonder beïnvloed te worden door de vastberadenheid van de groten of de velen. We moeten God gehoorzamen in plaats van de mens, hoewel we op grond hiervan kunnen verwachten te worden veracht of verguisd en een spotternij of een lachertje worden voor hen die Zijn gezag terzijde schuiven. We moeten getuigen van de waarheid zoals die in Jezus is, de zaak van Zijn verachte volk bepleiten, de dagelijkse praktijk van algemene gehoorzaamheid volgen, geduldig verwijten verdragen en ons inspannen om het kwade door het goede te overwinnen. Zo zullen we laten zien dat we ons niet voor Hem schamen. En er komt een uur dat Hij zich niet zal schamen voor ons, die Hem gevolgd zijn en Zijn kruis gedragen hebben te midden van een verdorven geslacht, en dat Hij onze onwaardige namen voor de gehele wereld zal belijden.

We moeten ons niet aanpassen aan wereldse vermaken en bezigheden. We moeten ons met de wereld bezighouden voor zover onze noodzakelijke omgang en onze voorzienigheid ons daartoe verplichten, en voor zover we een redelijke verwachting hebben om iets goeds te doen of te bereiken, meer niet. “Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis?” (2 Kor. 6:14). Wat heeft een gelovige te zoeken in die plaatsen en gezelschappen waar alles erop gericht is om een geest van losbandigheid te bevorderen en waar de vreze Gods geen plaats heeft? Waar dingen opzettelijk bedoeld zijn om verdorven en zondige lusten en hartstochten aan te wakkeren of te bevredigen, en alle serieuze gedachten aan God en onszelf uit te bannen? Als het onze plicht is om de tijd nuttig te besteden, om met God te wandelen, om alles te doen in de Naam van onze Heere Jezus Christus, om het voorbeeld te volgen dat Hij ons gegeven heeft toen Hij op aarde was, en om onze zaligheid met vrezen en beven uit te werken; dan moet het natuurlijk ook onze plicht zijn om een gelijkvormigheid met de wereld te vermijden wat betreft de ijdele en zinnelijke vermaken die zo direct in tegenspraak zijn met de geestelijke gezindheid als duisternis met licht.

De belangrijkste verlangens van elke persoon onder invloed van het evangelie zijn: het onderhouden van een gebruikelijke gemeenschap met God in zijn eigen ziel en het openbaren van de kracht van Zijn genade in de ogen van de mensen. Als een christen besmet is door zich aan te passen aan de gewoonten en zondige praktijken van de wereld, dan zullen deze verlangens teniet worden gedaan. Vuur en water staan niet meer tegenover elkaar dan die vrede van God die alle verstand te boven gaat, en dat armzalige, onzekere genoegen dat gezocht wordt in het zich schikken naar de wereld. Een genoegen (als het die naam waardig is) dat de Geest van God verdriet doet en het hart verstikt.

Wie, na geproefd te hebben dat de Heere genadig is, ertoe verleid is om het uit te proberen en zich te vermengen met de ijdelheden van de wereld, heeft daardoor zeker een schaduw over zijn ervaring gebracht, en zichzelf ongeschikt gemaakt voor de oefening van het gebed en de beschouwing van Goddelijke waarheden. Als iemand zich in dit opzicht niet bewust is van een verschil, dan is dat omdat het gif een nog diepere uitwerking heeft gehad, zodat hun geestelijke zintuigen verdoofd zijn. De gelijkvormigheid aan de wereld is de vloek van veel belijders in deze tijd. Zij hebben een manier gevonden, naar zij denken, om zowel God als de mammon te dienen. Maar omdat ze tweeslachtig zijn, zijn ze onstandvastig. Ze maken geen vooruitgang, en, ondanks hun veelvuldige aanwezigheid bij de inzettingen, blijven ze van dag tot dag mager. Ze kunnen een vorm van godsdienst, een reeks van orthodoxe opvattingen naleven, maar ze blijven verstoken van het leven, de kracht en de troost van God zolang ze vasthouden aan die dingen die er onverenigbaar mee zijn.

Gelijkvormigheid aan de wereld is evenzeer een hindernis in de weg van hen die een verlangen hebben om God te verheerlijken in de ogen van de mensen. Zulke belijders onteren Hem eerder. Door hun gedrag getuigen ze eerder dat de godsdienst van het Evangelie niet aan hun verwachtingen voldoet; dat het hun niet de voldoening geeft die ze er ooit van hoopten; en dat ze daarom gedwongen zijn om verlichting te zoeken in de wereld. Zij bedroeven het volk van God door hun meegaandheid. Vaak misleiden zij de zwakken, en moedigen hen door hun voorbeelden aan om zich aan dezelfde vrijheden te wagen, die zij anders niet hadden durven proberen. Ze moedigen de goddelozen ook aan in hun slechte wegen, terwijl deze een duidelijke tegenstrijdigheid zien tussen hun beleden principes en hun praktijk. En zo zorgen ze ervoor dat er kwaad wordt gesproken over de wegen van de waarheid. De lengte van dit artikel dwingt me om abrupt te eindigen. Moge de Heere u en mij in staat stellen om dit onderwerp ter harte te nemen en te bidden dat we aan de ene kant onze christelijke vrijheid juist mogen begrijpen en waarderen; en aan de andere kant bewaard mogen blijven voor het groeiende kwaad, namelijk, een zondige gelijkvormigheid aan de wereld!

Download PDF