Brieven aan een edelman: Achttiende brief

John Newton Brieven en bijbels dagboek

MY LORD!

We zijn weer een nieuw jaar begonnen. Zo ook duizenden, misschien miljoenen, die het niet zullen zien eindigen. Een verontrustende gedachte voor de wereldbewoners! Tenminste, zo zou het moeten zijn. Ik herinner me een verhaal dat ik las toen ik een jongen was. Het ging over een ijspaleis dat in een winter in Petersburg werd gebouwd. De muren, het dak, de vloeren en het meubilair waren allemaal van ijs, maar met smaak afgewerkt; en alles wat men in een koninklijk paleis zou kunnen verwachten, was er te vinden. Het ijs, toen het nog water was, werd van tevoren gekleurd, zodat voor het oog alles gevormd leek uit de juiste materialen; maar alles was koud, nutteloos, en vergankelijk.

Als de vorst tot nu toe had voortgeduurd, had het paleis er misschien nog gestaan, maar met het terugkeren van de lente smolt het weg als het grondeloze weefsel van een visioen. Ik denk dat er één steen in het gebouw had moeten staan met de inscriptie: Sic transit gloria mundi! Want geen enkel bedenksel zou een betere illustratie kunnen zijn van de ijdelheid van het menselijk leven. Mensen bouwen en plannen alsof hun werk eeuwig zal duren, maar de wind gaat erover heen en ze zijn verdwenen. In het midden van al hun voorbereidingen, of op zijn laatst, wanneer zij denken dat zij hun plannen hebben voltooid, stokt hun adem, keren zij terug naar de aarde; en op diezelfde dag vergaan hun gedachten.

Hoevelen slapen thans, die eertijds de aarde beroerden!

Toch had dit ijshuis iets van een geleidelijke ontleding, hoewel, toen het begon te vervallen, alle kunst van de mens niet in staat was om het te stutten. Maar de dood komt vaak onverwachts, en, zoals het exploderen van een mijn, zal het zonder voorafgaande kennisgeving alles tot in haar grondvesten vernietigen. Dan zal alles wat ons hier heeft beziggehouden (alles behalve de gevolgen van ons gedrag, die tot in de eeuwigheid zullen blijven) voor ons niet meer zijn dan de herinnering aan een droom. Deze waarheid is te duidelijk om te worden ontkend. Maar het grootste deel van de mensen handelt alsof zij ervan overtuigd zijn dat zij onwaar is: zij brengen hun dagen door in ijdelheid, en in een ogenblik dalen zij af in het graf. Wat een reden tot dankbaarheid hebben zij, die van deze waan verlost zijn, en die door de kennis van het heerlijke Evangelie hun ware staat en einde hebben leren kennen, gered zijn van de liefde van de tegenwoordige wereld, van de hartverscheurende angst voor de dood; en mogen weten dat, al zou hun aardse huis worden ontbonden, zoals het ijspaleis, zij in de hemel een eeuwig huis hebben dat niet met handen is gemaakt.

Deze mensen zijn zeer bezorgd en beseffen hoe kort en onzeker hun huidige toestand is, opdat zij ertoe aangezet worden er het beste van te maken. Zij benutten hun tijd en onzekerheid tot de lof en eer van Hem, Die hen uit de duisternis geroepen heeft tot een wonderbaar licht. Waarom zou iemand die gesmaakt heeft dat de Heere goed is nog een dag langer willen leven? De reden kan niet anders zijn dat hij de eer mag hebben om mede-arbeider met Hem te zijn. Dat hij een instrument mag zijn in het bevorderen van Zijn plannen en zich met het uiterste van zijn vermogens mag inzetten voor Zijn zaak!

Een besef van Zijn goedertierenheid te genieten en het licht van Zijn aangezicht over onze ziel te hebben is wat ons betreft het beste deel van het leven. Ja, beter dan het leven zelf; deze genietingen zullen wij onuitsprekelijk meer ervaren wanneer wij onze loopbaan beëindigd zullen hebben, en geheel bevrijd zullen zijn van het lichaam der zonde. En daarom schijnt de grootste begeerte hier genade te zijn, opdat wij Hem mogen dienen en voor Hem in deze wereld mogen lijden. Hoewel het onze voornaamste wens is, (op grond van onze eigen belangen) om te sterven zodat wij bij Jezus kunnen zijn, hetgeen het voornaamste is, maakt de gedachte van onze immense verplichtingen aan Zijn verlossende liefde dat wij ons kunnen verzoenen om hier nog langer te blijven. Zo mogen wij op enigerlei wijze dienstbaar zijn aan het verspreiden van de heerlijkheid van Zijn Naam, en de zegeningen van Zijn verlossing, wat Gods grote en voornaamste doel is in het bewaren van de wereld.

Wanneer historici en politici de opkomst en ondergang van wereldrijken beschrijven. Zijn zij met al hun wijsheid in het achterhalen van de oorzaken en gevolgen, totaal onbekend met het grote meesterwiel dat de hele beweging bestuurt. Namelijk, het ontwerp van de Heere ten gunste van Zijn kerk en koninkrijk. Daaraan is iedere gebeurtenis ondergeschikt; daaraan moet alles wat ermee te maken heeft zich onderwerpen. Hoe gemakkelijk zou men dit standpunt kunnen bewijzen, door de geschiedenis van de periode rond de Reformatie te bestuderen. Of Dr. Robertson in zijn geschiedenis van Karel V de dingen in dit licht beschouwt weet ik niet, omdat ik zijn boek niet gelezen heb. Maar als dit niet het geval is, dan durf ik te zeggen, hoe uitvoerig zijn voorstelling in andere opzichten ook mag zijn, dat zij in wezen gebrekkig is en aan een christelijke lezer niet dat licht en genoegen kan geven, waartoe het onderwerp in staat is.

En ik twijfel er niet aan dat sommigen die nog niet geboren zijn, hierna duidelijk zullen zien en opmerken, dat de huidige ongelukkige geschillen en gevolgen tussen Groot-Brittannië en Amerika, wat die ook mogen zijn, deel uitmaken van een reeks gebeurtenissen waarvan de uitbreiding en de belangen van de Kerk van Christus de voornaamste uiteindelijke oorzaken waren. In één woord, dat Jezus gekend, vertrouwd en aanbeden mag worden, en zondaars, door de kracht van Zijn Evangelie, gered mogen worden van zonde en satan. Dit is de enige grote zaak waarvoor de opeenvolging van dag en nacht, zomer en winter, nog steeds in stand gehouden wordt. En wanneer het verlossingsplan voltooid is, zal de zonde, die nu bijna de gehele aarde vervult, haar in vuur en vlam zetten; en de gezamenlijke belangen van de gehele mensheid, losgemaakt van die van het volk van God, zullen niet één dag pleiten voor haar behoud.

In dit opzicht complimenteer ik u edelachtbare, dat hoezeer uw beste pogingen om de wereldse belangen van de natie te dienen wellicht niet aan uw wensen voldoen, u toch, voor zover uw situatie u de gelegenheid geeft de evangelische zaak te steunen en de vooruitgang ervan te vergemakkelijken, uitzicht hebt op zowel een zekerder als een belangrijker succes. Bijvoorbeeld, het was na God, de gunst en invloed van uw heerschap die mij in het ambt brachten. En al ben ik niets, toch heeft het Hem behaagd om het in uw hart leggen, dat het niet tevergeefs zou zijn wat u toen uit liefde voor Hem deed. Het heeft Hem behaagd om in de loop der jaren, door zo’n onwaardig instrument als ik ben, een aantal mensen wakker te schudden, die op dat moment dood waren in overtredingen en zonden; maar nu dringen sommigen van hen door naar de prijs van hun hoge roeping in Christus Jezus; en sommigen van hen staan al voor de troon.

Als ik in sommige gezelschappen zou suggereren dat de bekering van honderd zondaars (meer of minder) tot God een gebeurtenis is, die van meer werkelijk belang is dan de tijdelijke welvaart van de grootste natie op aarde, dan zou men mij van onwetendheid en arrogantie beschuldigen. Maar uw edelachtbare beheerst de Bijbelse rekenkunde, die ons als enige de waarde van de ziel kan leren schatten, en zal het met mij eens zijn dat één ziel meer waard is dan de hele wereld, vanwege de prijs van haar verlossing, haar grote vermogens en haar duur. Als wij veronderstellen dat een volk uit veertig miljoen mensen bestaat, en dat ieder persoon voor een termijn van vijftig jaar zonder vermindering zoveel goeds geniet als dit leven bieden kan  – dan zal al dit goed, of een gelijke hoeveelheid, door één persoon kunnen worden uitgeput in tweeduizend miljoenen jaren, wat slechts een ogenblik zou zijn in vergelijking met de eeuwigheid die nog zou volgen.

En als dit goed slechts een tijdelijk goed zou zijn, zou het gehele bedrag ervan slechts moeite en verdriet zijn vergeleken met het geluk in God, dat alleen genoten wordt door hen die deel hebben gekregen aan het Goddelijk leven. Aan de andere kant, als een heel volk vernietigd zou worden door een opeengestapelde van ellende, zoals de belegering van Jeruzalem vergezelden, zou de omvang van deze rampen maar weinig zijn, als men het vergelijkt met wat iedere persoon die “in de zonde ligt”, te verwachten heeft wanneer het vonnis van eeuwige vernietiging door de tegenwoordigheid van de Heere en de heerlijkheid van Zijn macht zal worden voltrokken.Wat een onverwachte wending hebben mijn gedachten genomen sinds ik vertrok uit het ijspaleis. Het is tijd om mijzelf terug te trekken en u te ontlasten.

Ik ben, enz.
20 Januari 1775

 

Download PDF
John Newton